3.2 Rijden op rechte en bochtige weggedeelten

Examenonderdeel: RIJDEN OP RECHTE EN BOCHTIGE WEGGEDEELTEN.

Essentieel zijn:

  • belangen andere weggebruikers
  • kijkgedrag
  • voorrang verlenen en voor laten gaan
  • plaats op de weg
  • snelheid
  • volgafstand
  • vertragen, remmen, stoppen

Je plaats op de weg moet midden op de rijstrook zijn.
Bij bochten geen bochten afsnijden.
Plaats op de weg is ook aan de orde als te dicht langs voetgangers of obstakels wordt gereden. Die afstand moet ongeveer 1,5 meter zijn, maar is tevens afhankelijk van de gereden snelheid op dat moment.

Rijdt de maximum snelheid waar dit kan en mag, maar NIET boven de maximum snelheid!

Houd voldoende afstand. Hierbij geldt de 2 seconde regel of de helft van je snelheid in meters. (Ik weet dat dit niet geheel juist is, maar wel een houvast voor leerlingen)

Niet onnodig remmen. Let bij het remmen en vertragen altijd op mogelijk gevaar voor andere weggebruikers. Eerst kijken dus (binnenspiegel), je gedrag kiezen en dan pas overgaan tot dat gedrag.

Tegemoet komen en ingehaald worden vallen ook onder dit examenonderdeel.
Let dan op:

Tijdig uitwijken voor andere weggebruikers.
Bij uitwijken wel goed kijken.
Geen snelheid verhogen tijdens het ingehaald worden.

Wil je meer inhoudelijk over dit onderdeel lezen? Klik dan hier.