Kruispunten extra info

Afslaan en van richting veranderen

Je moet je als bestuurder, naast de voorbereidende handelingen die nodig zijn om verantwoord te kunnen afslaan, houden aan de bijzondere verplichtingen die op kruispunten gelden. Deze verplichtingen zijn omschreven in het onderdeel “gedrag nabij en op kruispunten”.
Afslaan betekent dat er meestal een bocht moet worden gereden. Daarbij zijn beheersing van het voertuig in combinatie met de gereden snelheid en de plaats op de weg van groot belang. Ook de technische bediening is belangrijk. Het moment waarop de beslissing om af te slaan wordt opgenomen moet zodanig zijn dat alle voorbereidende handelingen op verantwoorde en correcte wijze zijn uit te voeren. Met name op grotere kruispunten zijn de voorsorteervakken (al dan niet afgescheiden door blokmarkering) vaak van aanmerkelijke lengte. Hierbij is geen sprake van uitvoegen maar van voorsorteren.

Belangen andere weggebruikers

Je mag geen gevaar of meer dan noodzakelijke hinder voor andere weggebruikers veroorzaken. Dit geldt ten opzichte van alle verkeer, ongeacht waar zich dat bevindt of vanuit welke richting dat nadert.

Kijkgedrag

Als voorbereiding op het afslaan moet je tijdig en op juiste wijze kijken.

Kijkwijze en volgorde:

  • bij het rechtsaf slaan: 1. in de binnenspiegel 2. naar voren 3. de rechterbuitenspiegel 4. over de rechterschouder
  • bij het linksaf slaan: 1.  in de binnenspiegel 2. naar voren 3. in de linkerbuitenspiegel 4. over de linkerschouder

Als je deze manier van kijken aanhoudt, kan het totale verkeersbeeld worden gezien, dus ook het verkeer rechts of links naast het voertuig. Het over de schouder kijken moeten niet ontaarden in achterom, langdurig of onnodig vaak kijken. Hierdoor kan ongewenste koersverandering optreden. Bovendien zie je dan niet wat er vóór de auto gebeurt.
Vóór het kruisen van parallelwegen, fietspaden of fietsstroken, vrij liggende paden en dergelijke, controleren via de buitenspiegel en in de dode hoek of dit weggedeelte veilig en zonder hinder gekruist kan worden. Dit kijken moet je uitvoeren terwijl de auto nog in een rechte lijn rijdt.
Extra aandacht is vereist bij parallelwegen en fietspaden waarop verkeer in beide richtingen rijdt.

Bij het naar links afslaan even voor het ingaan van de bocht nog eens kijken in de linkerbuitenspiegel, in verband met inhalend verkeer. Voordat de nieuw te volgen weg wordt ingereden zo ver mogelijk in de te volgen rijrichting kijken en kijken of zich op die weg geen obstakels bevinden en of op die weg geen inhaalmanoeuvre wordt uitgevoerd, zodat je met een tegenligger wordt geconfronteerd.

Na het afslaan tijdens het opvoeren van de snelheid, kijken in de binnen- en linkerbuitenspiegel en zo letten op achteropkomend verkeer (na-controle).

Voor laten gaan

Bij het naar links of rechts afslaan het daarop rechthebbende verkeer voor laten gaan. Enige hinder kan in bepaalde gevallen bij het voorsorteren niet vermeden worden. Hier zal zorgvuldig en bewust mee omgegaan moeten worden. Vaak is een tot de weg behorend fietspad zodanig van de rijbaan afgeleid, dat daardoor als het ware een afzonderlijk kruispunt is ontslaan. Vaak is dat herkenbaar aan de haaientanden op het fietspad.  Hierbij geldt dan niet de wettelijke verplichting de fietsers en bromfietsers voor te moeten laten gaan.

Plaats op de weg/plaats van handeling

Bij het afslaan, kan, na kijken en richting aangeven, het best worden voorgesorteerd. Bij het rijden van de bocht de juiste plaats op de rijbaan innemen.

Wijze van sorteren:

  • bij het rechtsaf slaan tijdig zoveel mogelijk aan de rechterzijde van de rijbaan gaan rijden
  • bij het linksaf slaan tijdig zoveel mogelijk tegen de wegas gaan rijden

Op een rijbaan met verkeer in één richting zoveel mogelijk links gaan rijden en op een rijbaan met beperkt éénrichtingsverkeer zo veel mogelijk tegen de wegas gaan rijden.

Voorsorteren is vereist in situaties waarbij door niet voorsorteren:

  • een onveilige situatie ontstaat of kan ontslaan
  • een vlotte doorstroming van het verkeer wordt of kan worden belemmerd

Bijvoorbeeld:

  • door voor te sorteren bij het links afslaan, wordt voorkomen dat achteropkomend verkeer links gaat inhalen, waardoor ten opzichte van tegemoetkomend verkeer ongewenste situaties (kunnen) ontstaan
  • door voor te sorteren bij het links afslaan, wordt voor het achter opkomende verkeer vaak ruimte gecreëerd om rechts in te halen
  • door voor te sorteren bij het rechts afslaan, wordt voorkomen dat achteropkomend verkeer meer dan noodzakelijk wordt gehinderd bij het inhalen

Als de rijbaan in meerdere rijstroken is verdeeld, bij aanwezigheid van een voorsorteerstrook of uitrijstrook, deze op gaan. Soms kan het voorsorteren beter achterwege blijven. Zo moet worden voorkomen dat in voorgesorteerde positie waarbij langzaam wordt gereden of gestopt, fietsers en bromfietsers onnodig worden gehinderd.

In voorgesorteerde positie tegen de as van de rijbaan stilstaan, kan vooral op buitenwegen gevaarlijk zijn, (beter is dit soort situaties te vermijden).

Fietsstrook (met onderbroken streep)

Alhoewel het gebruik van deze strook voor andere bestuurders dan fietsers of gehandicaptenvoertuigen wettelijk niet verboden is, blijft die strook in feite een deel van de rijbaan dat bestemd is voor fietsers. Andere bestuurders maken dan ook alleen gebruik van deze strook als een bepaalde verkeerssituatie dat wenselijk of noodzakelijk maakt. Daarbij mogen in geen geval fietsers gehinderd worden. Stoppen op een fietsstrook dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.

Suggestiestrook (zonder symbolen)

Dit is een deel van de rijbaan waarvan gesuggereerd wordt dat dit bestemd is voor fietsers en gehandicaptenvoertuigen. Bij het rechts afslaan mag deze strook worden gebruikt.

Tekens ter geleiding van het verkeer

Bocht aangevende vlakken, puntvlakken, verdrijvingvlakken, druppels en dergelijke of tekens welke een betere doorstroming bevorderen, respecteren. Dat geldt ook voor doorgetrokken strepen die de rijbaan niet in rijstroken verdelen, zoals kantlijnen.

Wordt bij het links afslaan in verband met tegemoetkomend verkeer gestopt, dan het kruispunt vrij houden. Daarbij de voorwielen van de auto zoveel mogelijk in de “rechtuit-stand” houden. De verplichting het kruispunt vrij te houden geldt niet als het verkeer ter plaatse geregeld wordt door verkeerslichten of het verkeer op de betreffende weg voorrang heeft ten opzichte van het dwarsverkeer. Als bij het links afslaan de in te rijden weg uit twee of meer rijbanen bestaat, dan de juiste rijbaan inrijden. Bij tegemoetkomend verkeer dat op hetzelfde kruispunt eveneens links afslaat, bij voorkeur voor laten gaan.

Let op:

======Haaientanden bestemd voor de kruisende bestuurders zijn niet bedoeld voor geleiding van het verkeer.

Bij het rijden van de bocht moet in een vloeiende stuurbeweging de juiste plaats op de rijbaan worden aangehouden / ingenomen.

Bij een bocht naar:

  • rechts, zoveel mogelijk rechts houden
  • links, zodanig rijden dat op de rechterweghelft wordt uitgekomen. “Afsnijden” van de bocht voorkomen.

(Volg)afstand houden

Altijd voldoende afstand houden zodat op tijd kan worden gestopt. Als een voorganger de indruk wekt af te slaan, extra afstand houden. Vaak stopt deze bestuurder pas op het laatste moment om andere verkeer voor te laten gaan.

Snelheid

Met een zodanige snelheid rijden dat de manoeuvre veilig kan worden uitgevoerd.

De snelheid moet daarbij zijn aangepast aan de complete verkeerssituaties. Zo kan:

  • de bocht op correcte wijze worden uitgevoerd
  • worden voldaan aan de verplichting -daarop rechthebbend- verkeer voor te laten gaan
  • tijdig worden gestopt (indien noodzakelijk)

Als snelheid moet worden verminderd, gebeurt dit in principe in voorgesorteerde positie en vóórdat wordt ingestuurd. Na de bocht snelheid aanpassen aan de omstandigheden.

Reageren op verkeerslichten en aanwijzingen

Je geeft gevolg aan de -voor de gekozen rijrichting- bestemde verkeerslichten. Aanwijzingen van daartoe bevoegde personen opvolgen. Het stopteken van verkeersbrigadiers behoort eveneens te worden opgevolgd.

Reageren op overige verkeerstekens

Je geeft gevolg aan verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.

Voorsorteerstrook

Bij het voorsorteren maak je gebruik van de voorsorteerstrook op de rijbaan. Wanneer voor één richting meerdere stroken beschikbaar zijn, wordt de keuze van rijstrook afgestemd op het aanwezige verkeer en de situatie ter plaatste. Zo wordt bij voorkeur de linkerrijstrook gebruikt als in de rechterrijstrook veel of langzamer rijdend vrachtverkeer aanwezig is. Ook wordt de rijstrookkeuze afgestemd op de rijstrook die na het afslaan gevolgd gaat worden. Een eenmaal gekozen voorsorteerstrook zo veel mogelijk blijven volgen. Dat bevordert een rustig verkeersbeeld.

De in een andere rijstrook stilstaande of langzaam rijdende voertuigen mogen rechts worden ingehaald (voorbij gegaan). Als een voorsorteerstrook is bestemd voor alle bestuurders in die richting, een zodanige positie innemen dat rechts naast het voertuig voldoende ruimte beschikbaar blijft voor fietsers, snorfietsers, gehandicaptenvoertuigen en (eventueel) bromfietsers.

Geven van/reageren op signalen

Je geeft tijdig en nádat is gekeken, richting.
Onder tijdig wordt verstaan: op een zodanig tijdstip dat ander verkeer ruim van te voren kennis kan nemen van jouw bedoeling om af te slaan en daar ook hun eigen weggedrag op kunnen afstemmen. Na de bocht het richting aangeven beëindigen. Indien noodzakelijk reageren op door andere bestuurders gegeven signalen.

Bij het niet volgen van de doorgaande weg, als er in feite sprake is van afslaan, richting aangeven. Dit echter, afhankelijk van de wegsituatie, zodanig uitvoeren dat voor andere weggebruikers geen onduidelijkheid ontstaat. Op signalen van andere bestuurders wordt tijdig en op een juiste wijze gereageerd.

Vertragen, remmen, stoppen

Als de omstandigheden dit vereisen tijdig afremmen en zo nodig stoppen Niet zonder noodzaak zodanig remmen dat daardoor gevaar of hinder voor het overige verkeer ontstaat of kan ontstaan. Het afremmen moet op de betreffende verkeerssituatie worden afgestemd. Er moet niet harder en/of langer worden geremd dan noodzakelijk is.


Gedrag nabij en op kruispunten

Op een kruispunt komen meerdere verkeersstromen bij elkaar die daar in verschillende richtingen verder kunnen gaan. Sommige kruispunten zijn uitgevoerd als een klein plein (minirotonde). Deze bijzondere uitvoering is benoemd onder het onderdeel “bijzondere weggedeelten”. Een kruispunt wordt met de nodige voorzichtigheid genaderd. Zo kan niet alleen aan de voorrangsverplichting worden voldaan, maar kan ook beter worden gereageerd wanneer men zelf voorrang heeft, maar eventueel niet krijgt.

De snelheid waarmee het kruispunt wordt genaderd en het daarbij behorende kijkgedrag zijn van groot belang. Speciale aandacht is vereist als er meerdere kruisvlakken achter elkaar moeten worden opgereden. Bijvoorbeeld bij:

  • wegen met gescheiden rijbanen
  • wegen met vrij liggende fiets- en/of voetpaden
  • fietspaden met verkeer in twee richtingen
  • wegen, waarvan de hoofdrijbaan wel als voorrangsweg is aangeduid, en de secundaire rijbanen niet

Een kruisingsvlak moet je zo snel mogelijk vrij maken in volgorde van aankomst.

Belangen andere weggebruikers

Bij het naderen en het oprijden van een kruispunt moet je steeds zo veilig mogelijk handelen. Voorkom onnodig hinderen. Alleen zó kan correct worden gereageerd op onjuist weggedrag van andere weggebruikers en onverwachte (verkeers)omstandigheden. Voor een vlotte doorstroming van het verkeer of het bevorderen van een veiliger verkeerssituatie kan het wenselijk of noodzakelijk zijn een niet-voorrangsgerechtigde toch voorrang te verlenen (verkeersinzicht). Alhoewel op kruispunten aan voetgangers wettelijk gezien geen voorrang behoeft te worden verleend, moet je onder bepaalde omstandigheden nadrukkelijk met het belang -van deze zwakkere verkeersdeelnemers- rekening houden.

Kijkgedrag

Bij het naderen en het oprijden van een kruispunt altijd vroegtijdig en goed opletten. Bij nadering van een kruispunt moet je in een zo vroeg mogelijk stadium vaststellen:

  • de aard van het kruispunt: voorrang verlenen of krijgen
  • de algehele situatie op en nabij dat kruispunt: soort en toestand wegdek, bijzondere omstandigheden en dergelijke
  • het zicht, ook gezien vanuit die andere bestuurder

Aan de hand daarvan kan de naderingssnelheid worden bepaald. Kijk ook in de spiegels naar de situatie achter de auto.

Even voor het oprijden van het kruispunt nogmaals kijken in de richting van waaruit ander verkeer kan naderen om vast te stellen of het kruispunt kan worden opgereden. Het kijken moet er op zijn gericht bewust waar te nemen. In ieder geval kijken in de volgende richtingen:

  • naar voren
  • naar links
  • naar voren
  • naar rechts.

Dit bij het oprijden van het kruispunt herhalen zo zaak als nodig is. Als de kruisende weg gescheiden rijbanen heeft, vóór het oprijden naar het midden van het kruispunt kijken om te zien of daar voldoende opstelruimte is. Bij verkeersbord B6 of B7  het kijkgedrag nog nadrukkelijker op die situatie afstemmen.

Voorrang verlenen

Voorrang verlenen aan daarop rechthebbende bestuurders. De wijze van naderen moet zodanig zijn, dat bij de voorrangsgerechtigde bestuurder het vertrouwen wordt gewerkt dat hem of haar voorrang wordt verleend. Wordt er gestopt om voorrang te verlenen, dan moet je zodanig stoppen dat de andere bestuurder ongehinderd zijn weg kan vervolgen. Met name bij grote voertuigen rekening houden met de draaicirkel. Houd voldoende ruimte tot het kruispunt vrij om hen een ongehinderde doorgang te verlenen.

Voor laten gaan

Je moet altijd de daarop rechthebbende weggebruikers voor laten gaan (voorrangsvoertuigen, zij die slecht ter been zijn, blinden, trams en dergelijke.).

Plaats op de weg

Je mag een kruispunt niet blokkeren. Als voor een kruispunt moet worden gestopt, dan niet verder door rijden dan de weg- of verkeerssituatie toelaat.

Een kruispunt slechts oprijden als:

  • kan worden doorgereden of het kruispunt direct kan worden vrijgemaakt
  • opstellen tussen de kruisende verkeersstromen mogelijk is (middenberm)

Als het een geregeld kruispunt is, kan het in bepaalde situaties in verband met de doorstroming verstandig zijn om kortstondig op het kruispunt stil te staan. Kortstondig stoppen op een kruisend fietspad of een voetgangersoversteekplaats is soms noodzakelijk om zicht te krijgen op de kruisende weg. Daarbij geen (brom)fietsers en voetgangers hinderen.

Snelheid

Elk kruispunt moet je met een veilige en verantwoorde snelheid naderen en oprijden. De naderingssnelheid is juist, als onder alle omstandigheden op normale wijze aan de voorrangsverplichting kan worden voldaan en gevolg kan worden gegeven aan verkeerslichten, verkeerstekens en / of aanwijzingen.

Kruispunten die op korte afstand van elkaar liggen, met een zo gelijkmatig mogelijke snelheid naderen. Het rijden met steeds wisselende snelheden vermijden. Ook bij de nadering van kruispunten waar je zelf voorrang hebt  -indien nodig- je snelheid aanpassen. Zeker als het verkeer op de zijweg door een te hoge snelheid of anderszins niet de indruk wekt voorrang aan jou te verlenen.

Bij plaatsing van verkeersbord B6 de snelheid nog nadrukkelijk afstemmen op de situatie.
Bij plaatsing van verkeersbord B7 met een zodanige snelheid naderen dat er op een gepaste wijze kan worden gestopt.

Reageren op verkeerslichten en aanwijzingen

Gevolg geven aan de , voor de gekozen rijrichting bestemde verkeerslichten. Aanwijzingen gegeven door bevoegde ambtenaren opvolgen.
Niet stoppen of afremmen als bij het gele verkeerslicht doorgereden moet worden, als dat teken zo dicht is genaderd dat door stoppen of afremmen gevaar ontstaat of kan ontstaan voor het achteropkomende verkeer. Bij verkeerslichten waarvan het gele licht knippert, is extra voorzichtigheid geboden. Aan het stopteken van verkeersbrigadiers wordt gevolg gegeven.

Reageren op overige verkeerstekens

Verkeerstekens die volgens wettelijk voorschrift moeten worden opgevolgd, in acht nemen. Als voor of op een kruispunt de te volgen richting of de in acht te nemen rijwijze is geregeld door verkeerstekens -zoals voorsorteervakken- deze opvolgen.
Ook rekening houden met tekens die een waarschuwend karakter hebben zoals bijvoorbeeld verkeersbord J8;  gevaarlijk kruispunt .

Bij aanwezigheid van verkeersbord B7  (STOP)) stoppen vóór de stopstreep. Is er geen stopstreep, dan op een zodanige plaats stoppen dat het kruispunt zo goed mogelijk kan worden overzien en veilig kan worden opgereden.

Vertragen, remmen, stoppen

Als de omstandigheden dit vereisen tijdig afremmen en zo nodig stoppen. Deze verplichting geldt bijvoorbeeld als een andere bestuurder geen voorrang verleent. In zo’n geval niet doorrijden, maar trachten een aanrijding te voorkomen en de situatie zo veilig mogelijk oplossen.

Niet zonder noodzaak zodanig remmen dat daardoor gevaar of hinder voor het overige verkeer ontstaat of kan ontstaan. Deze verplichting betekent bijvoorbeeld dat niet onnodig voorrang verleend moet worden aan niet voorrangsgerechtigden. Steeds op een aangepaste wijze vertragen, remmen of stopen en niet harder of langer remmen dan noodzakelijk is.